zondag 28 januari 2018

Drie hinkelrijmen

Het eerste hinkelrijm ooit
De admiraal begon op maandag
de voorbereiding van zijn zeeslag.
Het eerste thema dat hij aansneed
was of de vijand nog wel meedeed.
19 april 2008

De obese mus
De verlokking van de broodplank
waar hij dagelijks aan blootstaat
zijn een geestelijke pijnbank
want hij mag uitsluitend lijnzaad
5 januari 2014

Eindelijk rijmen op Blomberg
Hinkelrijm van Blomberg
voel je in je beenmerg
scherp gelijk een kromzwaard
smakelijk als peentaart
3-25 januari 2018


Hinkelrijm is – behalve de naam zelf – door mij verzonnen.
In de Plezierdichtershyve waren er diepe discussies over rijm.
Dag/slag is een correct rijmpaar.
Maandag/slag is schrikkelrijm, incorrect vanwege de klemtoon.
Maandag/aanslag is dubbelrijm, dat is weer goed.
Maandag/zeeslag is een twijfelgeval. Jaap Bakker, de schrijver van het Nederlandse rijmwoordenboek, noemt het zwak rijm. Op de plezierdichtershyve noemden we het dalrijm. We waren geen fan.

Ik vroeg of dubbel dalrijm met gekruist rijm in de eerste lettergreep wel acceptabel was: Maandag/zeeslag/aansneed/meedeed. De anderen waren enthousiast. Musonius, Haagse bard en oprichter van de pleziersdichtershyve verzon de naam: hinkelrijm.


zaterdag 27 januari 2018

Uitgecheckt

Vandaag ben ik voor één keer uitgecheckt,
  voor één keer van het rechte spoor.
    Ik schoorvoet stevig door.
      De trein vertrekt.

De echo van het fluitsignaal verwaait.
  Perronwind stuwt mij voort, voort,voort
    als koning door de poort
      die openzwaait.

Ik voel me vrij, maar ook een spijbelaar.
  Vandaag maak ik een nieuw begin.
    Nee, nooit meer check ik in;
      vergeet het maar!

Ik klim op het talud en in een wip
  leg ik hem op het juiste spoor.
    Straks is hij middendoor,
      mijn kaart met chip.

12-15 december 2015, 17 april 2016


Geschreven voor de cursus van Co Woudsma, naar aanleiding van een les over de Engelse dichter George Herbert, die leefde rond 1600. Het gedicht moest wel rijmen en metrisch zijn, maar de regels niet even lang.
Dat is een aardige klus voor een plezierdichter. En het is nog een aardig gedicht geworden ook.

vrijdag 26 januari 2018

Stoer

Vanmiddag ga ik mee met Pier.
Dat vind ik mooi, want Pier is stoer.
We hangen samen op de brug.

Het water is hier spiegelglad.
Wij zweven in de grijze lucht
die langzaam onder ons verglijdt.

Pier spuugt. Een kring ontstaat, dijt uit.
Het wolkendek toont siddering
en dan komt alles weer tot rust.

Ik zamel op, ik barst zowat.
Ik spuug de speekselbal heel ver.
De wolken deinen rusteloos.

Pier gooit een kiezel. Opwaarts schiet
een cumulus, de lucht betrekt.
Er vallen druppels op ons neer.

Ik gooi een kei, het firmament
verduistert, slaat zijn donderslag,
die mijlenver te horen is.

Pier pakt de afvalbak, ontwortelt
hem en lazert hem ver weg.
Wij samen in de onweersbui.

Dan pak ik Pier. Hij vliegt, hij valt.
De wolkbreuk spoelt de wereld schoon
en sleurt mij mee de diepte in.

Vanmiddag ging Pier mee met mij.
Dat vond hij mooi, want ik was stoer.
We hingen samen op de brug.

12-14 september 2012


Mijn meest succesvolle gedicht ooit, namelijk in de top-20 van de Turing Nationale Gedichten Wedstrijd 2013. Ik mocht plaatsnemen op het podium van de hoofdstedelijke stadsschouwburg, waar ik een uur lang alleen maar heb lopen glunderen.
De opdracht van Co Woudsma was: “Schrijf een gedicht dat realistisch begint en fantastisch/surrealistisch eindigt.”

Om nog even na te glunderen hierbij het juryrapport van Turing, waaraan ik niets meer heb toe te voegen:

Bedrieglijk eenvoudig gedicht, heel ritmisch. Het begint allemaal heel opgewekt, maar gaandeweg wordt de toon dreigender. Pier en ik nemen de lezer mee naar de brug, waar ze naar het water kijken. Het is een grijze dag, windstil, de lucht wordt in het water gespiegeld, zodat een omkering ontstaat tussen boven en beneden, lucht en water, wolken en rivier. Daarna gaat het crescendo: Pier spuugt - de wolken trillen; Ik spuug - rusteloze deining; Pier gooit een kiezer; er schiet een cumulus omhoog; het begint te druppelen; ik gooi een kei - het begint te donderen; Pier kiepert de afvalcontainer in het water - het onweer barst los; ik pakt Pier, die in het water valt en ik mee de diepte in sleurt - intussen is de zondvloed losgebarsten, de wereld wordt weer schoon, want Pier en ik zijn verdwenen. Het slot klinkt erg laconiek: het herneemt de eerste strofe, in de verleden tijd weliswaar: Pier en ik zijn niet meer.

woensdag 24 januari 2018

Ode aan de krooshekreiniger

Het krooshek vangt bij de gemalen waterplant en riet.
De plantenkluwen die ontstaat, bereikt de pompen niet.
Wat legt dat bladgroen en die stengels op een hoop apart?
Dat is de krooshekreiniger die automatisch start.

Mijn hoofd zit vol met woorden en een prachtig vergezicht.
Het is een warboel nog helaas, nog lang niet een gedicht.
Wat heeft die klont van woord en beeld uiteindelijk ontward?
Mijn eigen krooshekreiniger die automatisch start.

Vaak lopen woordenwisselingen gierend uit de hand
en menig militair conflict blijkt één groot misverstand.
Wie slecht de muur van onbegrip, die de hele mensheid tart?
Dat is de krooshekreiniger die automatisch start.

Wanneer je mij beroven komt, neem dan mijn have en goed,
mijn blauw suède schoenen ook, indien je die nog moet.
Neem mijn gedichten mee desnoods, hoezeer mij dat ook smart,
maar niet mijn krooshekreiniger die automatisch start.

September 2010


Waterschappen zijn de meest technische democratieën van het land. Gemalen hebben prachtige hulpstukken, zoals krooshekreinigers.`
Directe aanleiding voor dit gedicht was een waarschuwingsbordje bij gemaal Lovink (gemeente Zeewolde, schuin tegenover Harderwijk):
OPGELET AUTOMATISCH STARTENDE KROOSHEKREINIGER

Later heb ik dit voorgelezen tijdens de watertafel 2014, zeg maar de nieuwjaarsreceptie van waterschap Zuiderzeeland. Daarna heb ik het nog vele malen voorgedragen; het is niet alleen een favoriet watergedicht, maar gewoon een favoriet gedicht.

Overigens start de krooshekreiniger automatisch als het waterpeil vóór het krooshek een decimeter hoger is dan erachter, omdat de doorstroming dan onvoldoende is.
Oudere medewerkers van gemalen weten nog goed dat ze vroeger met harken en rieken in de weer moesten bij het krooshek. Ze zijn dan ook erg blij met de krooshekreiniger. Met terugwerkende kracht wil ik dit gedicht aan hen opdragen.

vrijdag 19 januari 2018

Warrelwereld

Of het nu vriest, of meer lijkt op de tropen,
ik ga tussen de middag altijd lopen,
een rondje op het industrieterrein.

De wereld om mij heen begint te draaien.

Ik kan niet door, nee echt van kans geen schijn.
Het voelt nog instabieler dan bezopen,
met evenwichtsproblemen die mij nopen
te wachten tot er and’re mensen zijn.

De wereld zal zijn rondjes blijven draaien

en ik laat al mijn kopzorgen verwaaien.
Ik sta weer met twee benen op de grond.
Mijn evenwichtsorgaan laat mij soms zwaaien,
maar toch ben ik nog lang niet naar de haaien.
Ik loop nog heel wat middagpauzes rond.


8-12 maart 2017


Er zijn weinig dingen die de poëzie zo stimuleren als deadlines, en dan vooral deadlines opgesteld door derden, in mijn geval Aldichter, Co Woudsma of waterschap Zuiderzeeland. Jezelf een deadline opleggen werkt gewoon niet, omdat hij niet echt hard is.
Maar er één uitzondering voor mij: 14 maart, pi-dag (immers 3/14 voor Amerikanen). Vanaf 2011 schrijf ik dan ieder jaar een pi-sonnet.

In 2017 was dat een mooi moment om iets over mijn trammelant van de maanden daarvoor te vertellen.
Op 10 november 2016 begon alles te draaien. “Beroerte in kleine hersenen”, zei de neuroloog, “maar heel heel heel misschien toch iets met het evenwichtsorgaan”.
Later bleek het precies andersom: een beroerte is zeer onwaarschijnlijk en alles wijst op “iets” in het evenwichtsorgaan.
Volledig herstel blijkt een kwestie van lange adem; na ruim een jaar is het wel veel beter, maar nog niet over.

woensdag 17 januari 2018

Wortel twee

Oermoeder van onredelijkheid
ongeteld en ongenoemd
heb je Pythagoras
met twee gelijke benen
teruggestort op aarde

Dit is de breuk
in zijn wereldbeeld
De bron waaruit
de overaftelbare vloed
zich stort in de poriën
van de geest

Oermoeder van onredelijkheid
verdeel nog één keer de taart
in ongelijke stukken

Niels Blomberg, 15 augustus 2007


Ik heb een paar wiskundige gedichten geschreven, en dit vind ik mijn beste, al vereist hij enige uitleg.

Voor iedereen is tellen de eerste kennismaking met getallen: 1, 2, 3, 4, 5. Later leer je nog 0 en een enkeling stuit op -1, -2, -3, -4, -5. Al deze getallen samen noemen wiskundigen de gehele getallen.

Tussen de gehele getallen liggen weer andere getallen: breuken. Dat zijn twee gehele getallen gedeeld door elkaar: 1/2, 5/19, -123/13. Wiskundigen noemen de gehele getallen en de breuken samen de rationale getallen, oftewel de getallen die voor de ratio, de menselijke rede, te bevatten zijn; hiermee moet de kosmos toch wel te beschrijven zijn.

Pythagoras, een Griekse filosoof, wiskundige en sekteleider uit de zesde eeuw voor Christus, beschreef inderdaad de kosmos met rationale getallen. Bewegende hemellichamen produceren een toon, dat wij niet horen omdat we eraan gewend zijn. Alle hemellichamen samen bewegen voort in de harmonie der sferen, omdat hun diverse tonen zijn in perfecte harmonische verhouding zijn, zeg maar de perfecte breuk opleveren.

Maar Pythagoras is natuurlijk bekend geworden van de stelling: a²+b²=c² en daarmee riep hij de ellende over zichzelf af.
Neem nou een gelijkbenige rechthoekige driehoek. De zijden a en b zijn gelijk, voor het gemak zeggen we dat ze 1 zijn. Dus zijn ook a² en b² gelijk aan 1. Hieruit volgt c²=1+1=2.

Hoe groot is de schuine zijde c ? Het is een getal tussen 1 en 2, maar het is geen breuk. Het lukt namelijk niet om een breuk te vinden die vermenigvuldigd met zichzelf 2 oplevert.
En zo werd voor het eerst in de geschiedenis aangetoond, dat er tussen gehele getallen ook niet-breuken zitten. Wiskundige noemen ze irrationale getallen, ik houd het op onredelijke getallen.

Wij zeggen nu dat c gelijk is aan wortel 2. Daardoor klinkt het nog redelijk, maar dat zal het nooit echt worden. Helaas hebben we de onredelijke getallen wel nodig om de kosmos te beschrijven.



maandag 15 januari 2018

Ik zie het in je ogen

Ik zie het in je ogen,
de kleur van helder water.
Een bergbeek met geklater
die nimmer op zal drogen.

Ik zie het in je wangen,
de kleur van zuidenwinden.
De hartstocht der beminden,
de stormen van verlangen.

Ik zie het op je lippen,
de kleur van zomernachten.
Onstuimige gedachten
versierd met sterrenstippen.

De kleuren van het leven
zijn op je lijf geschreven.

December 2002


Mijn doorbraak, niets meer of minder. Ik beschouwde mezelf als een verdienstelijk rijmelaar, maar dat was het dan ook. Toch deed ik mee aan de eerste Almeerse poëzieprijs met als thema “Kleur”. Op 30 januari 2003 won ik tot mijn eigen verbijstering.
De slotzin (dus de slotstrofe) gaf de doorslag. Hij staat nu in steen in het centrum van Almere-Haven in het kader van een project waarbij dichtregels werd aangebracht op gevels van een woningbouwvereniging.


zondag 14 januari 2018

Glazen kooi

Je hangt tussen hemel en aarde.
Op jacobsladders stijgen
dames en heren
gevangen in hun eigen sores
op naar klaroengeschal en plastic Petrus.

Je denkt aan dood en eeuwigheid,
maar je kunt beter verbinding zoeken
met de sleuteldrager.

29 januari, 18 september 2012


In het online poëzietijdschrift Meander Magazine kan een beginnend (maar ook een gelauwerd) dichter zijn poëzie plaatsen na beoordeling van de redactie.
Mijn eerste poging was in de zomer van 2011. Helaas werden mijn gedichten afgewezen. De reden leek mij helder: te begrijpelijk. Enige mate van onbegrijpelijkheid strekt bij Meander tot aanbeveling.
In januari 2012 schreef ik in korte tijd 3 volstrekt onbegrijpelijke gedichten, die ik ruim een half jaar later opstuurde naar Meander. En inderdaad, ze werden dit keer wel geplaatst.
Dit gedicht heb ik geschreven voor Nienke, die vast kwam te zitten in de lift van station Amsterdam Muiderpoort.

For MR (who goes to work by kayak)

No longer locked in shiny spheres
that rumble-role in soothing speed
too closely packed on lazy tar
like beads confined upon a string

I feel the water freely flow
My paddle tips reach for the sky
The land two ribbons by my side
No roaring engine leads the way

The water-flow starts at my door
It drifts away through the lagoon
One day I'll join it to the bay
and out beyond the Golden Gate

October 1 2009, April 14 2010


Dit gedicht is geschreven voor een collega op het hoofdkantoor van EFI in Foster City, een stadje gebouwd op schorren en slikken in de San Francisco Bay. Foster City heeft een heuse dijk en kanalen voor waterafvoer en -berging. Het natte hart van de stad is de lagoon.

This poem is written for a colleague, who works at the EFI headquarters in Foster City, a town built on higher ground in the San Francisco Bay. Foster City has a dyke and canals to manage the water flow. The wet city heart is the lagoon.

donderdag 11 januari 2018

New House

Construction workers did their job
Their voices and their tools are gone
They left the smell of concrete dust
They left the smell of new

We smell an almost home sweet home
Our whispers bounce from wall to wall
The doorpost needs a coat of paint
The carpet seeks a place to rest

Still we are strangers, we are guests
We do not know which floorboard squeaks
The smells of day, the sounds of night
have not yet settled in our minds

One day this house will be our friend
No longer will we call it new
The table, chairs, the lazy couch
lie comfy in its warm embrace

August 26 2008


Toen LinkedIn in 2004 begon met groepen, besloot ik uit pure balorigheid de groep Poets op te richten. De groep heeft inmiddels bijna 12 duizend leden.
Voor deze internationale groep heb ik ook een paar Engelse gedichten geschreven waaronder deze.
Het is een mooie ervaring: de klank is anders dan Nederlands. Uiteindelijk schrijf ik toch liever in mijn eigen taal.

When LinkedIn started groups in 2004, I founded the group Poets, just for fun. Now the group has almost 12,000 members.
For this international group I wrote some English poems, like this one.
It is a nice experience; the sound is different from Dutch. In the end, I prefer writing in my own language.


dinsdag 9 januari 2018

Halve sloot (Mijn eerste kennismaking met het fenomeen waterschap)

Met elf jaar ben ik uit de stad vertrokken:
ons Amsterdamse huis was niet zo groot.
Al bleef het voor zo’n stadsgezin wel gokken,
een huis met voor- en achtertuin bleef lokken.
Als bonus kregen wij een halve sloot.

De andere helft was van een boerenweide,
dat ons een groen en zwart-bont uitzicht bood
en dat ons van de buren onderscheidde.
Ja wel, ons plattelandsgevoel gedijde
en dan vooral door onze halve sloot.

Het waterschap verscheen daar in ons leven
toen het een grote schoonmaakbeurt gebood.
In onderwaterwieden niet bedreven
vertraagden onze werkzaamheden even.
Gevolg: een boete voor een halve sloot.

Zo’n sloten-schoonmaakbeurt kon ons benauwen.
De boer werd onze redder in de nood.
Hij deed de hele sloot bij alle schouwen
totdat men ook zijn weiland ging bebouwen.
Dat was het einde van de halve sloot.

mei 2008


Dit is mijn persoonlijkste watergedicht. Het is waar gebeurd en wel nadat mijn ouders in 1970 besloten van Amsterdam naar Abcoude te verhuizen.


maandag 8 januari 2018

Je naam

Ik schrijf je naam in het wassende water
Het breekt door de bres in de zeedijk
De verdronken toren beiert eeuwig je naam

Ik schrijf je naam in het getemde water
Het zingt langs de dijken rondom het meer
Het klotst tegen schepen van zoetwatermatrozen

Ik schrijf je naam in het wijkende water
Het schuurt door de geulen, borrelt op uit de bodem
Het raast door gemalen en verstilt in het randmeer

Ik schrijf je naam in de vette klei
Voor eeuwig verankerd in bedden van schelpen
Het goudgele koolzaad fluistert je naam

De wind blaast je naam door mijn haar

28 juni 2006, 23 september 2017


Terug lezend in mijn watergedichten, valt me op dat er zoveel mooie tussen zitten, zeker in de eerste jaren. Nog steeds ben ik erg gelukkig met dit liefdesgedicht over het droogleggen van Flevoland.
Tegen mijn gewoonte in heb ik twee wijzigingen aangebracht, eigenlijk verbeteringen. Wie mijn bundel “Meer Waterdicht” heeft kan gaan speuren.


zondag 7 januari 2018

Wilburgt

De kat die muizen eet volgt zijn instinct
dat hem vertelt wanneer hij moet gaan jagen,
dat hij de muis niet doden moet, maar plagen
totdat zijn eetlust stijgt en speellust slinkt.

Prof. dr. Swaab die alles weet
van hersenen beweert dat elke gril
zelfstandig in neuronen wordt geboren.

Dit is ’s mans leer: ons ego houdt zich stil,
ons brein bekokstooft alles van tevoren;
wat wij bedenken ligt allang gereed.

Zo overstijgt Swaab alle professoren.
Ik hoef hem niet, die godloze profeet.
Ik heb een vrije wil, ik ben mijn wil.

Ik ben mijn wilde kat die muizen eet.

25-27 december 2016, 1 januari 2017


Bas Jongenelen en Martin Neggers zijn twee Tilburgse sonnetfanaten. Begin 2016 publiceerden zijn de eerste sonnettenkransenkrans. Inmiddels is de tweede in voorbereiding, waarin ook 4 sonnetten van mij komen.
Tussendoor was er nog een ander project van de beide heren: Tilburgse sonnetten. De belangrijkste eisen van deze versvorm.
- de 14e regels bestaat uit het eind van regel 13 en het begin van regel 1. Er zijn dus eigenlijk maar 13 regels. Dat komt mooi overeen met het netnummer van Tilburg: 013
- De titel van het gedicht bevat de letters T I L B U R G

In totaal heb ik 4 Tilburgse sonnetten geschreven, die zijn opgenomen in de bundel “Een kruik vol lauwe puls”. Voor hen die deze titel niet begrijpen: Tilburgers worden aangeduid als kruikenzeikers.
Dit was echt een project geweest: het schrijven van Tilburgse sonnetten was erg prettig, maar ik zal het niet gauw meer doen.


zaterdag 6 januari 2018

Tipula Paludosa

Jij lieve lome langpootmug
Je wilt niet drinken van mijn bloed
Je maakt geen jeukbult op mijn rug
Daarom werk jij op mijn gemoed
Zo goeiig en niet al te vlug

Een wesp of bromvlieg op een ruit
Maakt veel geluid, is hoorbaar boos
Hij bromt en zoemt: ik wil eruit
Jij vliegt maar wat, zo hulpeloos
Jouw lijdensweg kent geen geluid

Ik pak je heel voorzichtig aan
Je friemelt in mijn holle hand
Ik laat je buitenshuis weer gaan
Maar wesp en vlieg maak ik van kant
Door met de mepper te gaan slaan

10 mei 1999


De naam van dit gedicht is een knipoog naar het gedicht van Guido Gezelle genaamd “Het schrijverke (Gyrinus Natans)”. Ik heb later meer gedichten geschreven over insecten, allemaal met de wetenschappelijke naam als titel.

De versvorm heet kwintijn. Meestal is het rijmschema abaab, maar hier is gekozen voor ababa.
Merk verder op dat ik destijds koos voor de interpunctie van drs.P : geen leestekens aan het einde van de regel en iedere regel beginnen met een hoofdletter. Hoewel ik tegenwoordig liever aan proza-interpunctie doen, zal ik dit gedicht niet aanpassen; dat vind ik geschiedvervalsing.


woensdag 3 januari 2018

November rain



Die lange solo van November Rain
moet bij mijn uitvaart door de aula schallen.
Gitaarmuziek verbroedert iedereen.

Mij geeft hij kippenvel van top tot teen,
hij zal ook vast mijn nageslacht bevallen,
die lange solo van November Rain.

Al roept een enkeling ontzet ‘O neen’,
dat zal mijn laatste feestje niet vergallen.
Gitaarmuziek verbroedert iedereen.

De erfenis leidt niet tot handgemeen,
wanneer men daar beluistert met zijn allen
die lange solo van November Rain.

Er is niet enkel treurnis en geween,
als Guns N’ Roses uit de speakers knallen.
Gitaarmuziek verbroedert iedereen.

Wanneer ik daarna lig onder mijn steen,
dan hoor ik de muziek der hemelhallen:
die lange solo van November Rain.
Gitaarmuziek verbroedert iedereen.


9+20 februari, 29 april 2013


Dit gedicht is geschreven voor de Plantagepoëzieprijs 2013. Het thema was uitvaart.
Ik was een van de drie genomineerde en eindigde derde. Winnaar was tv-presentator Cees van Ede, een beminnelijk mens, die zich tegen mij verontschuldigde dat hij had gewonnen. Inmiddels is hij trouwens organisator van deze poëzieprijs.

De meeste poëziewedstrijden hebben 10 genomineerden, voornamelijk om een redelijk volle zal te krijgen bij de prijsuitreiking. In de Amsterdamse Plantage speelt dit niet. Het is een deftige buurt rondom dierentuin Artis, vol met kunstminnaars die toch wel op komen draven.
De hoofdprijs wordt steevast vervaardigd door een in de Plantage woonachtige beeldend kunstenaar.

Deze versvorm heet villanelle. Zoals het blijkt uit dit gedicht zijn er 2 refreinregels, die op elkaar rijmen.
De beroemdste villanelle is van Dylan Thomas en heet “Do not go gentle into that good night”.


dinsdag 2 januari 2018

Spiegel van de wereld

Het aardoog ben ik, dat de luchten ziet.
Al heel wat mensenlevens ga ik mee.
Wie aan mijn wieg stond, heeft dat niet verteld.
Mijn leeftijd is verdronken in de tijd.

De wolkenhemel trekt in mij voorbij.
Ik deel haar wilde woede en haar rust.
Haar hemeltranen staan mij tot de rand.
Haar trage gang verkleurt mijn stalen blik.

Mijn opgetrokken wenkbrauw is verkort.
Beschermer van het land werd struikelblok
in de hoogwatergeul. Wat overbleef:
een bruggenhoofd, tribune van het oog

en één keer in uw leven ook een eiland.
Dan ben en zie ik niet, ik ben een kuil
verdronken voor de veiligheid van u
die ziet, vergeet het niet, vertel het door.

26-29 april, 7 mei 2017


Dit watergedicht is geschreven bij het kunstwerk Neerslag van Paul de Kort, voor de wedstrijd “Dichter bij de IJssel”.
Het is niet het winnende gedicht, maar wel goed genoeg voor de bundel wedstrijd “Dichter op de IJssel 2017”. Ook heb ik het op 16 juli 2017 mogen voorlezen bij theeschenkerij Oudeniel in de uiterwaarden bij Hattem.

Het kunstwerk is een drijvende schaal in het meertje De Kromme kolk, dat ontstaan is bij een dijkdoorbraak. Deze schaal ziet er anders uit naarmate er meer of minder water in staat.
Wanneer de Kromme Kolk is ontstaan, is niet bekend. De kolk staat op de Hottinger kaart die uit 1783 dateert, maar kan wel drie eeuwen ouder zijn. De meeste kolken dateren uit de 15e en 16e eeuw.
Opvallend is dat de Kromme Kolk de vorm van de Werverdijk heeft bepaald: die ligt er met een kleine bocht omheen. Dat gebeurde wel vaker, omdat de plaats van de dijkdoorbraak diep was uitgesleten.
Het grootste deel van de Werversdijk is vervangen door een brug voor het project Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld in het kader van Ruimte voor de rivier. Alleen het ronde stukje dijk om de Kromme Kolk ligt er nog.