donderdag 23 november 2017

Klimaatverandering

De smalle marge
tussen vast en vloeibaar
tussen vriezen en dooien
tussen Titanic en Behouden Huis

De dunne lijn
tussen palmboom en poolgras
tussen zomergast en winterkoning
tussen permafrost en tropenjaren

De zijden draad
tussen pompen en verzuipen
tussen zondvloed en wantij
tussen Afsluitdijk en overloopgebied

Het slappe koord
tussen kille cijfers en verhitte debatten
tussen hoog verheven en diep gezonken
tussen zoetwaterbekken en zout in open wonden

Het vangnet
van laat maar komen
van laat maar waaien
of toch maar aanpakken

De springplank
van dromen en daden
van leven en welzijn
van na ons geen zondvloed

Maart 2009


Dit watergedicht is voorgelezen tijdens de waterontmoeting 2009 in het waterschapschapshuis te Lelystad.


maandag 13 november 2017

Herfstballade

Vandaag is het alweer zo'n grauwe dag
De zon komt nog wel op, maar wil niet schijnen
Geen dag die reden geeft tot gulle lach
Maar één die aanzet juist tot zielenpijnen
Want al wat groeit en bloeit is aan 't verkwijnen
Dit jaargetij is alles op z'n sterfst
De westerstorm doet kale takken deinen
Want het is herfst

De bodem zompt gelijk een laagveenplag
Ik kan er tot mijn enkels in verdwijnen
Door 't natte loof is snelverkeer van slag
Verlengde files en vertraagde treinen
Het is ons al gemeld door de Romeinen
Hier heersen zee en land op z'n bederfst
't Is rotweer, sprak de hoofdman tot de zijnen
Want het is herfst

Dat herfstweer is niet enkel wee en ach
Ik denk aan haardvuur en exquise wijnen
Aan wildgerechten met een vleugje Bach
Pas na de oliebollen ga je lijnen
En zijn die najaarskleuren te verfijnen?
Wel nee! Dit is de wereld op zijn verfst
Dus blijf nu toch niet drenzen en niet dreinen
Want het is herfst

O najaarsprins, o vorst van windfestijnen
Gij blaast de laatste zwaluw van erf, Sst
Hierachter slapen egels en konijnen
Want het is herfst

13 november 2008


Een rederijkersballade mag niet ontbreken in de lijst van mijn beste 60 gedichten.
Deze versvorm heeft een refreinregel die vier keer terug komt en maar drie rijmklanken. Kortom, rederijkerij pur sang.
De laatste strofe is het envoi, dat traditioneel is opgedragen aan de beschermheer van een rederijkerskamer, de prins. In het moderne envoi is de prins gebleven, zij het dat er vaak creatief mee om wordt gesprongen. In “Beneden alle peil” van Boudewijn de Groot laat Lennart Nijgh het envoi beginnen met “Prinsheerlijk lig je in een anders bed ”.

En dan is er nog het woord herfst, dat volgens de officiële lezing geen rijmwoorden kent. Oftewel: het ideale refreinwoord.

Dit gedicht verscheen op 14 november 2008 op de Plezierdichtershyve.
Merk op dat ik hier de Drs. P-interpunctie gebruik: alle regels beginnen met een hoofdletter en aan het einde van de regel staan geen leestekens. Deze plezierdichtersconventie heb ik later overboord gegooid.


maandag 6 november 2017

TIJD

Uren, dagen, maanden, jaren;
ach, u weet wel: Rhijnvis Feith.

        Filosofen navelstaren,
        trachten – wijl het Al verglijdt –
        zijn geheim te openbaren,
        maar het Al wil weinig kwijt.

Snelle pas en grijze haren
is het beeld dat Hooft bereidt.

        Wetenschapsbeoefenaren
        hebben zich totaal gewijd
        aan hun theorie van snaren,
        maar die mist nog kwaliteit.

Dichters die de tijd verklaren
leven voort in eeuwigheid.

1 mei, 7+19+21 juli 2017


Geschreven voor en opgestuurd naar LICHTVOETIG, het eerste Open Nederlands Kampioenschap Light Verse-dichten, georganiseerd door STEM, Stichting Taalpodium Emmen.
Het viel in de smaak, want ik eindigde in de top-10. Op zondag 29 oktober 2017 mocht ik deze voorlezen het theater van Cafe Groothuis te Emmen. Ik legde uit dat het gaat om een Nijmeegs sonnet met onoogrijm.
Het Nijmeegse sonnet is verzonnen door Cees van der Pluim, het onoogrijm door mij
Oogrijm is bekender: De sergeant in de nevel/brulde een bevel
Bij onoogrijm gaat het juist om woorden die wel rijmen, maar een andere uitgang hebben. In dit gedicht zijn er zeven woorden op rijmend op -ijt.

vrijdag 3 november 2017

ZE

Ze hebben van die dreigende gezichten,
die zwijgen in een onbekende taal.
Je weet niet goed waarvan ze je betichten;
ze lijken niet bereid dat toe te lichten.
Hun blik is harder dan het hardste staal.

Minuten en seconden lijken eeuwen.
Ze kijken je maar steeds misprijzend aan.
Je voelt je als geworpen voor de leeuwen.
Het liefste zou je naar ze willen schreeuwen:
Vertel me wat ik jullie heb misdaan!

Ze naderen als woeste watergolven.
Je dobbert in de grote mensenzee
en hebt al gauw het onderspit gedolven.
De stormen huilen als een roedel wolven.
Dan laat je los en huil je met ze mee.

19 mei – 11 juni 2013


Voor Aldichter schreef ik meestal vrije verzen, maar soms kon ik het niet laten. Dit kwintijn is een mooi voorbeeld.
Het is waarschijnlijk mijn meest beklemmende gedicht. Of rijm en metrum de beklemming versterken of juist verminderen, lijkt me iets voor exegeten. Ik hoop natuurlijk op versterking.

De leden van Aldichter waardeerden dit gedicht zo, dat het werd opgenomen in de losbladige bundel “Los-Vast”.
Ook is het geplaatst in de rubriek Wassily’s frisbee van literair tijdschrift Schoon Schip 2013/4.